Onderstaande tekst is een bewerkte versie van een artikel in de Edesche Courant van 21 november 1961

Vijftig jaar geleden werd Edes Maander buurt opgeheven - Geërfden kregen ieder hun deel van de opbrengst

0p de derde donderdag van september luiden in Ede de klokken om de dorpsbewoners te herinneren aan de buurspraak. Deze buurspraak is een de vergadering van de geërfden in het buurschap Ede-Veldhuizen. Geërfden zijn bezitters van een huis of erf in een buurschap. Gëerfde betekent dus niet "erfgenaam", maar "bezitter van een erf". Vroeger waren er meerdere buurschappen in de gemeente Ede, maar ook daarbuiten. Met bijbehorende buurspraken. Tot de komst van Napoleon, die de gemeentes invoerde, vormden de buurschappen het laagste bestuurlijke niveau. Omdat ze ook op andere gebieden overeenkomsten hadden, worden buurschappen wel gezien als voorlopers van de gemeentes. In feite bleven ook na de invoering van de gemeente ook de buurschappen bestaan, maar ze waren eigenlijk overbodig geworden. Er verdwenen al eerder buurchappen, en met de komst van de Markewet ("WET van den10den Mei 1886, houdende bepalingen ter bevordering van de verdeeling van markgronden") werd dat proces versneld.

Hoewel niet helemaal hetzelfde, wordt er doorgaans van uitgegaan dat en mark identiek is aan een buurschap.
In het buurschap Maanen kwamen de geërfden destijds, doorgaans eenmaal per jaar, in het voorjaar, op de buurspraak bij elkaar om daar de lopende zaken af te handelen. Dit duurde tot 1911. In dat jaar werd (ook) het buurschap Maanen opgeheven.

Waarom opheffing?

Om daar een antwoord op te vinden moeten wij iets meer van de geschiedenis van het buurschap weten. In vroeger tijden ontstonden boerderijen op plekken waar de omstandigheden zich daar voor leenden. Rond de boerderij lagen de akkers, beschermd door een wal. Het vee werd geweid op de onontgonnen ("woeste") grond. Toen er meer vraag kwam naar akkerbouwproducten gingen de boeren ook woeste gronden in cultuur nemen. Daar was mest bij nodig, die geproduceerd werd door schapen te houden. Schapen lieten ze op de hei grazen, maar er was al snel te weinig hei, of er kwamen te veel schapen. De boeren gingen er toe over afspraken te maken over het gebruik van de hei. Dat deden ze door bij elkaar te komen, op een buurspraak. De afspraken ("resoluties", beslissingen van de buurspraak) waren bindend, en hadden ook kracht van wet. Om de zaak werkbaar te houden werd een voorzitter gekozen, de buurrichter. Deze werd geassisteerd door eveneens gekozen medebestuursleden, de buurmeesters. Samen vormden zij het dagelijks bestuuur. Voorwaarde was, uiteraard, dat ze geërfden waren. Ter assistentie werden zij bijgestaan door "ambtenaren". De buurscheuter was belast met handhaving van de resoluties. In feite een voorganger van de veldwachters. En er was een buurschrijver, een secretaris. Scheuter en schrijver waren geen geërfden. De buurschrijven was vaak de koster-schoolmeester. Want hij was, anders dan demeeste geërfden, de schrijfkunst machtig,

In de gemeente Ede zijn relatief veel resoluties bewaard gebleven, gebundeld in wat genoemd wordt "buurtboeken". Het Edese gemeentearchief heeft ze gedigitaliseerd en getranscribeerd.

De oudste bewaard gebleven resoluties van het buurschap Maanen dateren uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. Zij vertellen ons van onderhoud van wegen, van publieke verkoping van plaggen, van beteugeling van het stuifzand van het Maander Zand (nu het Beatrixpark), over het weiden van schapen in het Maanderbroek, het onderhoud van de wildwal, ja duizend dingen meer.

Markewet

Aan het eind van de negentiende eeuw kwam de gedachte op, dat men het gemeenschappelijk bezit beter kon verdelen onder de geërfden. Immers, door de komst van de kunstmest was de zeer veel arbeid vragende mestproductie door schapen uit de tijd geraakt. De boeren hadden de hei eigenlijk niet meer zo nodig. De hei zou dichtgroeïen, en bos worden. Maar diezelfde hei kon ook in cultuur worden gebracht, als productiebos of landbouwgebied. Dat vereiste investeringen. En voor investeringen moesten de voorwaarden gunstig zijn.

Ditt leidde tot de Markewet van 1886, die de verdeling van het gemeenschappelijk bezit onder de geërfden in het buurschap aanzienlijk eenvoudiger maakte. Waar voorheen een meerderheid in de buurspraak vereist was voordat een resolutie rechtsgeldig was, werd in de Markewet bepaald dat ook indien slechts één geërfde om verdeling van het gemeenschappelijk bezit vroeg het bestuur van het buurschap verplicht was dit als voorstel in stemming te brengen op de buurspraak. Dan was er overigens nog steeds een meerderheid van stemmen nodig.

Ook in het buurschap Maanen werden de stemmen die op verdeling aandrongen steeds luider. Tot de bezittingen van het buurschap behoorden de buurheide (het Maander Zand met het Oortveld), het turfveld in het westen en - oh last - de vele kilometers wegen. Wegen in een buurschap waren van oudsher gemeenschappelijk bezit, en werden gemeenschappelijk onderhouden. Dat onderhoud ("meenwerken") was arbeidsintensief, en "uitbesteding", ook toen al mogelijk, was duur. En die buurwegen werden door steeds meer mensen gebruikt die geen geërfde waren, en ook niet meewerkten -of betaalden- aan het onderhoud.

Aan de ene kant weinig tot niet renderende gronden. Aan de andere kant wel -steeds stijgende- kosten voor onderhoud van wegen en sloten, dat is geen gezonde situatie. Als we in het buurschapsarchief kijken naar de financiën gedurende de laatste dertig jaar van het bestaan, dan blijkt tegenover f 8000,-- inkomsten maar liefst f 12.000,-- aan uitgaven te staan, ofwel een verschil van vijftig procent.

De inkomsten van het buurschap bestonden uit de verkoop van het recht op plaggen- of turf steken, en uit de verkoop van zand. Ook werd wel grond in pacht gegeven, bijvoorbeeld om op heidegrond een nieuwe boerderij mogelijk te maken. En er waren jaren dat er "winst "gemaakt werd. Die vervolgens onder de geërfden werd verdeeld. Van kapitaalvorming om zo slechte jaren te kunnen opvangen hadden de geërfden geen kaas gegeten. Een boer had te maken met de jaaropbrengst, goed of slecht. In het voorjaar begon een nieuwe cyclus.

Verkoop heide aan Defensie

Toen het Ministerie van Oorlog dan ook aanbood de heide van het buurschap, gelegen ten noorden van de spoorlijn Utrecht-Arnhem, ten oosten van de Grintweg (Stationsweg) en ten zuiden van de grens met het buurschap Ede-Veldhuizen (globaal de huidige Irenelaan-Buurtweg) aan te kopen vond het een niet onwillig oor. Wel werd geprobeerd er een slaatje uit te slaan, maar toen de Minister ging dreigen met onteigening (een "Aanwijzing") ging men door de bocht.

En zo besloot de buurtpraak van 1900 met 29 tegen 22 stemmen bij één onthouding de genoemde gronden voor f 10.000 aan het Departement van Oorlog te verkopen. Toen het geld een jaar later in verdeling kwam, togen er 99 gerechtigden ter buurspraak. Opmerkelijk is dat ook niet-geërfden, pachters, meededen in de verdeling. Naarmate men eigendommen in de buurt had, kreeg men deel aan de uitkering. Een eigenaar van één huis bijvoorbeeld kreeg f 115.-, wie meer grond beat dan één hectare kreeg f 28.75, minder dan een halve hectare grondbezit was goed voor f 11.50.

Overige bezittingen verkocht

De geest was uit de fles. Op de buurtspraak van 1902, bij Geurt Stunnenberg op het erf Haversteeg, besloot men tot verkoop van het turfveld. Het werd publiek verkocht voor bijna elfduizend gulden. Daardoor kwam er in 1903 weer een uitkering aan de geërfden.

En in 1904 besloot de buurspraak, ten huize van D. van Luttikhuizen, tot publieke verkoop van de Maander Heuvels (Maander Zand) en de Oortvelden, en tot onderhandse verkoop van de erfpachten op grond en ook van die grond zelf. Een commissie, bestaande uit Jan Rozenboom Mzn, A. van den Dikkenberg, Joh. van Voorst, Geurt Stunnenberg en Lambertus van de Haar zou het buurbestuur in deze verkoop bijstaan. Immers er viel veel te meten en te regelen. Op 2 mei 1905 vond de verkoop plaats met een opbrengst van ruim f 18.000.-.

Ook hiervan werd een uitkering gedaan, maar ditmaal werd tevens werd een deel afgezonderd voor wegverbetering en wegonderhoud. Ook werden in die tijd de Langeweideweg en de Dirkeweideweg aangelegd.

Menig geërfde had de uitkeringen gebruikt om een hit aan te schaffen, of om zijn inventaris te verbeteren. Maar het buurtbestuur begreep, dat men ook de wegen moest blijven behartigen. Mede als gevolg van de bezwaren die het gemeentebestuur had geuit tegen de vereling van de opbengsten onde de geërfden. Want het zag zich in de toekomst al, opgescheept met een forse onderhoudslast zonder een daartoe strekkend kapitaal.

Het einde van het buurschap

In 1906 vergaderde de geërfden ten huize van Brand van Kampen, waar besloten werd om met de gemeente in contact te treden ter overneming van alle buurwegen door de gemeente.

Dit leidde in l910 tot een overeenkomst met de gemeente Ede, die behalve de buurwegen ook de stegen rond de Heimaten in eigendom verkreeg, evenals de weinige nog niet verkochte grond, plus een bedrag van f 8.000.-.en na afrekening der buurtzaken het saldo der geldmiddelen.

De gronden verkocht, de wegen overgedragen, het kassaldo idem, niets belette meer de opheffing van het buurschap Maanen. De slotvergadering, de laatste buurspraak, werd in juni 1911 gehouden in het koffiehuis van Van Laar. (het latere hotel Welgelegen c.q. De Witte Hinde). Een commissie zou het bestuur van het buurschap bijstaan bij de afronding der zaken.

En daarmee viel ook voor het buurschap Maanen, in de late Middeleeuwen ontstaan, het doek definitief.

Jan Kijlstra
8 3 2018